Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
De Heer heeft mij gezien en onverwacht | |
Vorm | Strofelied |
Herkomst | |
Taal | Nederlands |
Land | Nederland |
Periode | 2e helft 20e eeuw |
Tekst | |
Dichter | Huub Oosterhuis |
Vertaler | David de Jong (Fr) |
Bijbelplaats | Psalm 1:3 Psalm 127:2 Jesaja 49:16 Jesaja 62:4-5 Ezechiël 36:26 Hosea 2:21-25 Johannes 3:1-8 Johannes 14:23 1 Korintiërs 4:7 Psalm 139 |
Metrisch | 10-11-10-11-10-11 |
Muziek | |
Componist | Bernard Huijbers |
Melodie | Een smekeling, zo kom ik tot uw troon |
Solmisatie | 1-3-3-2-3-2-1-1-7-1 |
Gebruik | |
Thema | Doop Trouw en huwelijk |
Liedbundels | |
Liedboek voor de kerken Gezang 487 | |
Gezangen voor Liturgie 421 | |
Zingt Jubilate 559 | |
Oud-Katholiek Gezangboek 823 | |
Zangen van Zoeken en Zien 547 | |
Abdijboek 4 | |
Aandachtig liedboek 11 | |
Bavoliedboek 216 | |
Liturgische Gezangen 1-85 | |
Lieten fan leauwe en langstme 120 | |
Petrus & Paulusbundel 188 | |
Randstadbundel 369 | |
Verzameld Liedboek 175 | |
Zolang er mensen zijn 9 | |
Liedbundel met Bijbellezingen 427 | |
Hemelsbreed 91 |
De Heer heeft mij gezien en onverwacht is een lied geschreven door Huub Oosterhuis op een melodie van Bernard Huijbers (1922-2003).
Opname beluisteren
- Eerste strofe:
- Met hart en ziel | De Heer heeft mij gezien en onverwacht - Elbert Smelt
- Henk Lemckert op Orgel Abdijkerk van Loosduinen C.F. in sopraan ([1])
Tekst
1 De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
2 Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit.
Heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.
3 Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.
Ontstaan
Dit lied is door Huub Oosterhuis in het begin van de zestiger jaren geschreven voor zijn studenten-parochie te Amsterdam, toen nog samenkomende in de kapel van het Ignatianum. De melodie is geschreven door pater Bernard M. Huijbers. Tekst èn zangwijs horen tot het sterkste en eenvoudigste, wat deze gemeente heeft voortgebracht, en ze zijn dan ook niet alleen in rooms-katholieke kringen snel ingeburgerd maar ook daarbuiten bekend en geliefd geworden. Het lied kan gezongen worden bij de bediening van de Doop, maar ook bij een huwelijksinzegening of in een rouwdienst. Het lied is een zeer persoonlijke confessie, waarin (juist vanwege het 'ik' der zingende gemeente) de HEER in alle opzichten de eerste Persoon is, - en de dichter heeft zijn tekst dan ook welbewust gehoord 'in het verlengde van Psalm 139'.
Zonder ergens direct te citeren, maakt de auteur in bijna iedere regel toespelingen op schriftuurlijke zegswijzen. Dat de HEER ons 'gezien' heeft, is dè belijdenis van Israël; waarbij in de tweede regel meteen al de Nederlandse uitdrukking 'geboren en getogen' gekruist wordt met het bijbelse 'opnieuw geboren' (Johannes 3:3) en 'uit het water getogen' ('opgemoost', zegt Exodus 2:10, en inderdaad zal Jezus in Johannes 3:5 dááraan waarschijnlijk gedacht hebben, als Hij het water vernoemt). In de vierde regel herinnert het 'levende' hart aan wat profeten en apostelen daarover gezegd hebben (Jeremia 31:33, 2 Corinthiërs 3:3, enz.), terwijl de zesde regel, sprekende over ons 'onvermogen', terugbuigt naar Psalm 103:14vv. En zo gaat het verder: nergens letterlijk, maar poëtisch-woordelijk; in de tweede regel van de tweede strofe klinkt Jesaja 49:6 mee ('Ik heb u in Mijn handpalmen gegraveerd'), in de vierde regel Psalm 1, in de vijfde het hele Hooglied, terwijl de slotregel van dat couplet als een samenvattende antifoon klinkt: 'Al wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven'. Daarop inhakend zet de derde strofe in met Psalm 127:2, die heerlijk-dubbelzinnige regel over de slaap, waar de Almogende overheen gebogen staat; en meteen is hij ook de zaaier, die Zijn Naam 'uitzaait in onze diepste dromen', - daarmee zijn die diepten dus wèl iets anders dan de droomuitleggers verklarenderwijs plegen te zeggen! HIJ 'heeft ons Zelf ontvankelijk gemaakt', dat is het verweer van de profetie tegen de zelfgenoegzaamheid van de 'vreemde' religie. En het is dan ook bijna pikant, als Oosterhuis (was het opzet?) in de vierde regel van zijn slotstrofe praktisch Rilke citeert, die in zijn Stundenbuch eens gezegd heeft:
und selig sind, die still im Regen standen, ohne Dach,
denn ihre Frucht wird voll sein, tausendfach.
Hier buigt hij direct weer terug naar Johannes 3:8, over de 'wind', waarvan we het geluid horen zonder zijn weg te kennen; HIJ 'overkomt' Zijn beminden, HIJ is hun te machtig, als de eerste en de laatste.
Het lied werd voor liet eerst gedrukt in het bundeltje Liturgische Gezangen voor Paastijd en Tijd na Pinksteren, in 1966 gepubliceerd door Gooi en Sticht te Hilversum; in de losbladige bundel, die in opdracht van de Amsterdamse Stichting Werkgroep voor de Volkstaal-liturgie werd uitgegeven (sedert 1967) is het lied 85. (Bron: Compendium bij het Liedboek voor de kerken, W.G. Overbosch).
Inhoud en ophef
Over dit lied is veel ophef ontstaan. De oorzaak is de uitleg van de tekst van met name strofe 2. De tekst wordt niet door iedereen gelezen als mystieke tekst, maar ook ervaren als seksueel getinte beeldspraak. Dat die beeldspraak er is, is onmiskenbaar: ‘Zo komt Hij steeds met stille overmacht’, ‘Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit’, ‘[De Heer] plant als een boom in ons zijn eigen leven’. Dat zijn teksten die multi-interpretabel zijn. Dat beeld wordt nog versterkt door woorden als bruid en zaaien. De kritiek komt van feministen, of vrouwen in het algemeen. Dit heeft ertoe geleid dat het lied niet meer is opgenomen in Liedboek (2013).
Mystiek
De filosoof Ger Groot heeft erop gewezen dat het gewraakte lied staat in de traditie van de mystiek, waarin de verlangde eenwording met God in zeer concrete lichamelijke beelden beleefd en bezongen wordt, met name door vrouwelijke mystici als Hadwijch en Theresia van Avila.
Kees Waaijman citeert in zijn boek Spiritualiteit op p. 496/7 over de mystieke kant van de troost volgens Ignatius van Loyola: "Het wezen van de troost bestaat in de ervaring door God zelf en niet door iets anders bewogen te zijn. Ignatius van Loyola: 'Het komt alleen God onze Heer toe om zonder voorafgaande oorzaak de ziel troost te geven. Want het is de Schepper eigen haar in en uit te gaan, beweging in haar te bewerken en haar geheel in liefde te brengen voor zijn goddelijke Majesteit.' (Bron: Ignatius van Loyola, Geestelijke Oefeningen, nummer 330.)"
- Ignatius van Loyola (1491-1556) was een Spaans geestelijke, bekend door zijn geschrift Geestelijke Oefeningen en door, in 1539, zijn grote rol in de oprichting van de Sociëteit van Jezus (de Jezuïeten) te Rome in 1539, waar hij de eerste generaal van werd.
Kwetsend
Dit lied van Huub Oosterhuis refereert aan een seksuele bruidsmystiek die oude papieren heeft in de christelijke traditie. Al in de middeleeuwen legt Bernardus van Clairvaux het Hooglied uit als een gedicht dat de mystieke liefde tussen God en mens (of de menselijke ziel) beschrijft. Een prachtig rijke mystiek van de liefde, deze uitleg. Maar wanneer je vandaag de dag nog over de liefde van God wil dichten met deze bruidsmystiek, moet je deze wel opnieuw doordenken. In de middeleeuwse uitleg van Bernardus van Clairvaux gaat deze mystieke liefde niet uit van twee gelijkwaardige geliefden. Hij kon zich niet voorstellen dat God de bruid zou zijn en de mens de bruidegom. Onmisbaar deel van de metafoor is de omkering van de mannelijke monnik die bruid wordt, die zich ontzelvigt om God te ontvangen.
Het lied van Oosterhuis continueert deze heel ongelijke verhouding tussen de een en de ander (de mens en de Heer). De ‘ik’ in dit lied is steeds passief, onvermogend, een bodem waarin de ander zaaien [sic] kan, een pop waarmee de ander spelen kan. De ‘hij’ en ‘gij’ in deze tekst is actief en neemt het initiatief, maar meer dan dat: de ‘hij’ en de ‘gij’ is (fysiek) overweldigend zonder rekening te houden met de ander. Zo wordt actief en passief gekoppeld aan gender: degene die neemt en handelt, die zaait en speelt is mannelijk, degene die overweldigd wordt, in wie gezaaid en gewoond en geplant wordt, is ‘bruid’ dus vrouwelijk.
Dit ervaart men niet als een probleem als de persoon die dit lied zingt zelf meester over zijn eigen leven is. In dat geval verbeeldt het lied een gezonde omkering van de zelfbeschikking en opent het voor een andere werkelijkheid. Maar als dat die gezonde zelfbeschikking geheel of gedeeltelijk ontbreekt, zoals in de situatie van een vrouw die jarenlang door haar vader gemanipuleerd en misbruikt is, dan houdt het lied op een metafoor te zijn. Dan wordt het een pijnlijk verlengstuk van de werkelijkheid zelf. Bovenop de twijfels en de pijn die een slachtoffer van seksueel misbruik ervaart, komt dan ook nog de pijn dat God precies hetzelfde is als de dader, dat de dader gesteund wordt door God.
Toelichting door Marian Geurtsen.
Muziek
De melodie is eenvoudig, bijna klassiek; zij zweeft in de sfeer van Es grote terts maar wijkt telkens uit naar de toonsoort c kleine terts. Daardoor ontstaat een tweekleurig effect, een symbolische weergave van mystiek licht.
Muziekuitgaven
Zie Een smekeling, zo kom ik tot uw troon (melodie) voor een overzicht van alle (orgel)literatuur en koorbewerkingen van deze melodie.
Hymnologische Informatie
De Friese vertaling De Hear seach nei my om en ûnfertocht van David de Jong staat in de bundel Lieten fan leauwe en langstme
Literatuur
- Ad de Keyzer schreef een toelichting bij muziek en tekst van dit lied. Te vinden op p. 14-16 van: Tussen de regels : commentaar bij een twintigtal liturgische gezangen. Gooi en Sticht, 1983. ISBN 9030402628.
- Anton Vernooij (priester, docent, musicus en schrijver) bespreekt dit lied, tezamen met de vele contrafacten, in het artikel ‘De taal van een smekeling : over het lied ‘Een smekeling, zo kom ik tot uw troon’. Dit artikel is opgenomen in de bundel ‘Zingen van grote dingen : over muziek in de liturgie’ , p. 94-125, dat onder redactie van o.a. Martin Hoondert in 2018 is verschenen bij Berne Media. ISBN 9789089722980.