Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

Loof, loof de Heer, mijn ziel, met alle krachten

Uit Kerkliedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Op Toonhoogte 2015 46 Zangbundel Joh. de Heer 345
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Loof, loof de Heer, mijn ziel, met alle krachten
Psalm 103
Schrijver David (volgens opschrift)
Type Lofpsalm
Latijnse titel Benedic, anima mea
Vulgaat Psalm 102
Berijming Psalmberijming van 1773
Tekst
Metrisch 11-11-10-11-11-10
Muziek
Melodie Psalm 103
Herkomst Straatsburg 1589
Solmisatie 5-6-7-1-1-7-6-7-1-6-5
Liedbundels
Op Toonhoogte 2015 46
Zangbundel Joh. de Heer 345
Psalmberijming van 1773 103
Op Toonhoogte 26

Loof, loof de Heer, mijn ziel, met alle krachten is de beginregel van Psalm 103 in de Psalmberijming van 1773. In de Zangbundel Joh. de Heer zijn de strofen 1,2,6,7,8 en 9 opgenomen.

Opname beluisteren

Tekst

1 Loof, loof den Heer, mijn ziel, met alle krachten;
Verhef zijn’ naam, zoo groot, zoo heilig t’ achten:
Och of nu al, wat in mij is, Hem preez’!
Loof, loof, mijn ziel, den Hoorder der gebeden;
Vergeet nooit één van zijn weldaadigheden;
Vergeet ze niet; ’t is God, die z’ u bewees.

2 Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreeven,
Hoe veel het zij, genadig wil vergeeven;
Uw krankheên kent en liefderijk geneest;
Die van ’t verderf uw leven wil verschoonen,
Met goedheid en barmhartigheên u kroonen;
Die in den nood uw redder is geweest.

3 Loof Hem, die u vergunt uw zielverlangen,
En ’t goede tot verzading doet ontvangen;
Uw jeugd vernieuwt, gelijk eens arends jeugd:
De Heer doet recht, is heilig in zijn richten;
Treft iemand druk, Hij wil den druk verligten,
En hart en mond vervullen met zijn vreugd.

4 Hij heeft voorheen aan Mozes zijne wegen,
Aan Isrels zaad, tot hun behoud geneegen,
Zijn daên getoond, en trouwlijk hen geleid.
Barmhartig is de Heer en zeer genadig,
Schoon zwaar getergd langmoedig en weldaadig:
De Heer is groot van goedertierenheid.

5 Hij zal zijn volk niet eindeloos kastijden,
Noch eeuwiglijk zijn gramschap ons doen lijden.
Hij is het, die ons zijne vriendschap biedt:
Hij handelt nooit met ons naar onze zonden;
Hoe zwaar, hoe lang, wij ook zijn wetten schonden,
Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.

6 Zoo hoog zijn troon moog’ boven d’ aarde weezen,
Zoo groot is ook voor allen, die Hem vreezen,
De gunst, waarmeê Hij hen wil gadeslaan.
Zoo ver het west verwijderd is van ’t oosten,
Zoo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.

Pauze

7 Geen vader sloeg, met grooter mededoogen,
Op teder kroost ooit zijn ontfermend’ oogen,
Dan Isrels Heer op ieder, die Hem vreest:
Hij weet, wat van zijn maaksel zij te wachten;
Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten,
En dat wij stof, van jongs af, zijn geweest.

8 Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
Gelijk een bloem, die, op het veld verheven,
Wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teêr:
Wanneer de wind zich over ’t land laat hooren,
Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verlooren:
Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.

9 Maar ’s Heeren gunst zal, over die Hem vreezen,
In eeuwigheid altoos dezelfde weezen;
Zijn trouw rust zelfs op ’t laate nageslacht,
Dat zijn verbond niet trouweloos wil schenden,
Noch van zijn wet afkeerig d’ ooren wenden,
Maar die, naar eisch van Gods verbond, betracht.

10 De Heer heeft zich, als d’ allerhoogste Koning,
Een’ troon gevest in zijne hemelwooning;
Zijn koningrijk heerscht over ’t weereldrond.
Looft, looft den Heer, gij zijne legermagten,
Gij Englen, die Hem dient met heldenkrachten,
En vaardig past op ’t woord van zijnen mond.

11 Looft, looft den Heer, gij zijne legerschaaren,
Wier lust het is op zijnen wenk te staaren.
Dat hemel, aard, en zee, en berg, en dal,
Hoe ver men ook zijn’ scepter ziet regeeren,
Nu zijnen naam en groote deugden eeren;
En gij, mijn ziel, loof gij Hem boven al.

Ontstaan

Inhoud

Muziek

Muziekuitgaven

Hymnologische informatie

Culturele informatie

Literatuur

Externe links

Beginnetje 2.png Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren.