Waar zijn de wijzen, die mij zeggen

Dit lied is niet te vinden in één van de veelgebruikte liedbundels.
Mogelijk staat het wel in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.

Waar zijn de wijzen, die mij zeggen
Herkomst
Taal	Duits
Land	Duitsland
Periode	laat 18e eeuw
Tekst
Dichter	Balthasar Münter
Vertaler	Ahasverus van den Berg
Metrisch	9-8-9-8-9-8-9-8
Muziek
Melodie	Die Tugend wird durchs Kreuz geübet
Herkomst	Halle 1704
Solmisatie	5-1-2-3-1-5-5-3-1
Liedbundels
Hervormde Bundel 1938 144
Evangelische Gezangen 9

Waar zijn de wijzen, die mij zeggen is een vertaling door Ahasverus van den Berg van een niet geïdentificeerd lied van Balthasar Münter (1735-1793) opDie Tugend wird durchs Kreuz geübet (melodie).

Tekst

• Evangelische Gezangen/ Hervormde Bundel 1938

1./1.
Waar zijn de wijzen, die mij zeggen
Al 't geen de hooge Godheid kent?
Wat stervling weet mij uit te leggen,
Waar Gods verstand begint en endt?
Hem, in 't onnaakbaar licht gezeten,
Heeft nimmer menschenoog gezien.
Hoe is zijn naam? zoudt gij hem weten?
Wat eindig schepsel noemt mij dien?

2./-
Zoo ik d'ontelbre starrenheiren,
Elk deeltje van het licht der zon,
Elk zandj' aan d'oevers van de meiren,
Van hunnen oorsprong, tellen kon;
Zoo zou ik mooglijk wijzer wezen,
Dan immer mensch of Engel wordt,
Maar 'k schoot bij U, alwetend Wezen!
Nog onbegrijplijk veel te kort.
 
3./2.
Uw alziend' oogen, Heer! doorloopen
't Heelal, hoe groot, hoe uitgebreid:
Voor U ligt ieder schepsel open,
En ieder punt van d'eeuwigheid.
O Gij, die 't al weet op te noemen,
Wat was, wat is, wat worden zal,
Wie kan naar eisch uw kennis roemen?
God! uw verstand heeft geen getal.
 
4./3.
Ja, U bewondren, U vertrouwen
Is 't eerst, dat mij mijn hart gebiedt;
Met eerbied mag ik U beschouwen,
Maar U begrijpen kan ik niet.
Naar 't heerlijk licht van uwe wooning
Zoek ik met onverzaadbren lust:
Dat ziet G' en brengt, tot mijn belooning,/Gij brengt, ontfermend God en Koning
Verstand en hart in U tot rust.
 
5./-
Uw alziend oog schrikt m'af van 't kwade,
Van zelfsbedrog en huichlarij;
Ik denk, Gods oogen slaan mij gade,
Hoe diep ik ook verborgen zij.
Voor Hem kan mij geen afgrond dekken,
Geen valsche schijn bedriegt zijn oog,
Dat oog zou mij nog schrik verwekken,
Waar 't mooglijk, dat ik d'aard ontvloog.
 
6./4.
Wie kan zijn eigen hart vertrouwen,
Zijn hart, zoo vol arglistigheid?
Gij blijft het, Heer! geheel doorschouwen,/Wilt Gij 't, o Heer, geheel doorschouwen,
Daar 't voor u naakt en open leit./bij 't licht van uw alwetendheid
Treft gij mij aan op booze wegen,
Zoo leid mij op de regte baan;
Dan lacht mij in het eind de zegen/dan breekt voor mij op 't eind de zegen,
Van ongeveinsde godsvrucht aan./de vrucht van 't nieuwe leven,aan

Voetnoten

Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren.