Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
God heb ik lief, want die getrouwe Heer (1773)
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
God heb ik lief, want die getrouwe Heer (1773) | ||
Vorm | Strofelied | |
Herkomst | ||
Taal | Nederlands | |
Land | Nederland | |
Psalm 116 | ||
Type | Dankpsalm Halleluja-psalm | |
Latijnse titel | Dilexi, quoniam | |
Vulgaat | Gesplitst in Psalm 114 en 115 | |
Berijming | Psalmberijming van 1773 | |
Tekst | ||
Dichter | Johannes Eusebius Voet | |
Bijbelplaats | Psalm 116 | |
Metrisch | 10-11-11-10 | |
Muziek | ||
Melodie | Psalm 116 | |
Herkomst | Geneve 1562 | |
Solmisatie | 2-7-1-2-2-7-1-6-6-5 | |
Liedbundels | ||
Zangbundel Joh. de Heer 368 | ||
Gezangboek der ELK 267 | ||
Psalmberijming van 1773 116 |
Pierre Dagues berijmde omstreeks 1561 Psalm 116 tot het lied God heb ik lief, want die getrouwe Heer. De beginregel is in de loop der eeuwen gelijk gebleven. De strofen zijn flink gewijzigd.
Inhoud
Opname beluisteren
Tekst
1 God heb ik lief; want die getrouwe Heer
Hoort mijne stem, mijn smeekingen, mijn klaagen;
Hij neigt zijn oor, ’k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.
2 Ik lag gekneld in banden van den dood;
Daar d’ angst der hell’ mij allen troost deed missen;
Ik was benaauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den Heer dus aan in al mijn’ nood:
3 „Och Heer! och wierd mijn ziel door U gered!”
Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig:
De Heer is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt zich op ’t gebed.
4 D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan:
’k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder,
Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder:
Gij zijt verlost; God heeft u welgedaan.
5 Gij hebt, o Heer! in ’t doodlijkst tijdgewricht
Mijn ziel gered, mijn traanen willen droogen,
Mijn’ voet geschraagd; dies zal ik, voor Gods oogen,
Steeds wandelen in ’t vrolijk levenslicht.
Pauze
6 Ik heb geloofd, dies sprak ik tot Gods eer.
’k Was zeer bedrukt: ik liet, in haast, mijn lippen,
Door drift vervoerd, deez’ harde taal ontglippen:
„Bij menschen is noch trouw noch waarheid meer.”
7 Wat zal ik, met Gods gunsten overlaên,
Dien trouwen Heer’ voor zijn genaê vergelden?
’k Zal, bij den kelk des heils, zijn’ naam vermelden,
En roepen Hem met blijd’ erkentnis aan.
8 Nu zal ik voor de weldaên, die ’k genoot,
Aan Hem, naar mijn geloften, eer bewijzen;
Hem onder al zijn gunstgenooten prijzen.
Hoe kostlijk is in ’s Heeren oog hun dood!
9 Och Heer! ik ben, o ja! ik ben uw knecht,
Uw’ dienstmaagds zoon: Gij slaaktet mijne banden;
Dies doe ik U gewillig’ offeranden
Van lof en dank, U plegtig toegezegd.
10 Ik zal uw’ naam met dankerkentenis
Verheffen, U al mijn geloften brengen;
’k Zal liefd’ en lof voor U ten offer mengen,
In ’t heiligdom, daar ’t volk vergaderd is.
11 Ik zal met vreugd in ’t huis des Heeren gaan,
Om daar met lof uw’ grooten naam te danken:
Jerusalem, gij hoort die blijde klanken.
Elk heff’ met mij den lof des Heeren aan!
Ontstaan
Inhoud
Muziek
Muziekuitgaven
Hymnologische informatie
De Zangbundel Joh. de Heer biedt, vanaf de 1e uitgave, de strofen 1-4, 7 en 11.
In het ELK (nr. 267) zijn niet alle strofen opgenomen. Strofe 6 en 9 ontbreken.
Culturele informatie
Literatuur
Externe links
Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren. |