Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Zingt nu blij te moê
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Zingt nu blij te moê | ||
Psalm 81 | ||
Schrijver | Asaf (volgens opschrift) | |
Latijnse titel | Exultate Deo | |
Vulgaat | Psalm 80 | |
Berijming | Psalmberijming van 1773 | |
Tekst | ||
Metrisch | 5-6-5-5-5-6 | |
Muziek | ||
Componist | Maistre Pierre | |
Solmisatie | 5-5-6-7-1 | |
Liedbundels | ||
Zangbundel Joh. de Heer 344 | ||
Psalmberijming van 1773 81 |
Zingt nu blij te moê is de beginregel van Psalm 81 in de Psalmberijming van 1773. De Zangbundel Joh. de Heer heeft daarvan de strofen 1,2 en 12.
Inhoud
Opname beluisteren
Tekst
1 Zingt nu blij te moê
’t Magtig Opperwezen
Eenen lofzang toe:
Om ons heilgenot
Worde Jakobs God
Met gejuich gepreezen.
2 Zingt een’ psalm, en geeft
Trommels aan de reien:
Wat in Isrel leeft
Roep’ zijn grootheid uit;
Harp en zachte luit
Moet’ zijn’ roem verbreien.
3 ’t Blij bazuingeschal
Klink’ in Isrels ooren,
Doe nu overal
Deze maar verstraan:
„’t Feest der nieuwe maan,
„’t Feestuur is gebooren.”
4 Want dit is ’t bevel
Van den Heer der heeren
Aan zijn Israël;
Dit is ’t hoog gebod,
’t Recht van Jakobs God,
Dat wij billijk eeren.
5 Dit doet Josefs zaad
Aan Egypten denken,
En in welk een’ staat,
Daar ’t een spraake vond,
Die het niet verstond,
God zijn heil wou schenken.
I. Pauze
6 ’k Heb hunn’ hals bevrijd
Van den last te draagen;
’t Was die blijde tijd,
Toen hun moede hand
Werd in ’s vijands land
Van den pot ontslagen.
7 Op uw noodgeschrei
Deed ik groote wondren.
Onder mijn gelei
Vondt gij hulp; mijn woord
Werd van u gehoord,
Uit de plaats der dondren.
8 ’k Nam te Meriba
Proef van uw vertrouwen,
Of g’ op mijn genaê,
In uw tegenheên,
Op mijn’ naam alleen
En mijn woord zoudt bouwen.
9 Hoort mij, zei ik toen,
Onder u betuigen,
Wat gij hebt te doen:
Och dat Israël
Zich, op mijn bevel,
Onder mij wou buigen!
10 Eert geen’ uitlandsch’ god;
Wacht u voor uw zielen;
Wilt naar mijn gebod,
Mijnen naam ten hoon,
Voor geen valsche goôn,
Voor geen vreemde, knielen.
11 Ik, ik ben de Heer;
’k Ben uw God, die heilig
IJvre voor mijn eer,
Die u door mijn hand
Uit Egyptenland
Leidde vrij en veilig.
II. Pauze
12 Opent uwen mond,
Eischt van mij vrijmoedig,
Op mijn trouwverbond:
Al wat u ontbreekt,
Schenk ik, zoo gij ’t smeekt,
Mild en overvloedig.
13 Maar mijn volk wou niet
Naar mijn stemme hooren;
Israël verliet
Mij en mijn geboôn;
’t Heeft zich andre goôn,
Naar zijn’ lust, verkooren.
14 ’k Liet hen dies, veracht,
Naar ’t hun goeddocht, handlen;
’k Liet dit boos geslacht,
Naar de keuze viel
Van hun dwaaze ziel,
In hun wegen wandlen.
15 Och! had, naar mijn’ raad,
Zich mijn volk gedraagen!
Och! had Isrels zaad
Op mijn effen paên
IJvrig willen gaan,
Naar mijn welbehagen!
16 ’k Had hun haaters ras
En geheel verslonden;
Wie hun tegen was
Had, aan alle kant,
Mijn geduchte hand
Zeker ondervonden.
17 Haaters van den Heer
Hadden Hem gegeeven,
Schoon geveinsd, zijn eer;
Ook zou Isrels tijd,
Van de smert bevrijd,
Eeuwig zijn gebleeven.
18 ’k Had u dan tot spijz’
Vette tarw doen groeien,
En u en bewijz’,
Hoe ik u kon voên,
Honigbeeken doen
Uit de rotsen vloeien.
Ontstaan
Inhoud
Muziek
Muziekuitgaven
Hymnologische informatie
Culturele informatie
Literatuur
Externe links
![]() |
Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren. |