Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
De schepping bestaat in tweeën
Mogelijk staat het wel in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
De schepping bestaat in tweeën Het lied van tweeërlei | |
Vorm | Strofelied |
Herkomst | |
Taal | Nederlands |
Land | Nederland |
Periode | Omstreeks 1958 |
Tekst | |
Dichter | Willem Barnard |
Bijbelplaats | 1 Tessalonicenzen 4:1-12 Genesis 1 Openbaring 21:2-9 |
Metrisch | 7-6-7-6 |
Muziek | |
Componist | Frits Mehrtens |
Solmisatie | 3-6-5-6-7-1-7 |
Gebruik | |
Kerkelijk jaar | Reminiscere |
Thema | Trouw en huwelijk |
Liedbundels | |
Wij moeten Gode zingen (bundel) 17 | |
Verzamelde Liederen 253 | |
Zoet hout goed koper 851113 | |
In wind en vuur I-313 |
De schepping bestaat in tweeën is een liedtekst van Willem Barnard, op muziek gezet door Frits Mehrtens. De oorspronkelijke titel luidde Het lied van tweeërlei, later werd het Van het trouwverbond. De redactie van In wind en vuur heeft gekozen voor de oorspronkelijke titel.
Inhoud
Opname beluisteren
Tekst
De tekst is auteursrechtelijk beschermd en kan daarom hier niet worden weergegeven.
Ontstaan
Oorspronkelijk geschreven als lied bij de apostellezing van de vijfde zondag voor Pasen, zondag Reminiscere, maar later door Barnard zelf ondergebracht bij de 'overige liederen'.
Inhoud
Zowel de beginregels van de strofen als een groot aantal regels in de strofen hebben sinds publicatie in Wij moeten Gode zingen (bundel) wijzingen ondergaan. De beginregels zoals vermeld in Verzamelde Liederen en In wind en vuur luiden:
- 1. De schepping bestaat in tweeën
- 2. de kracht van de hoge bomen
- 3. Ja, zo begint alle leven
- 4. Eén bloed, maar uit twee bronnen
- 5. De twee behoren samen
- 6. Zo zullen wij dan God eren.
Muziek
Zettingen
Bewerkingen om te zingen
Bewerkingen om te spelen
Muziekuitgaven
Hymnologische informatie
Culturele informatie
Literatuur
- In wind en vuur - III, blz. 1065-1067