Wisselende Gezangen/Inhoud

• Artikel
• Inhoud
• Liederen

In dit overzicht staat de volledige inhoudsopgave van de bundel Wisselende Gezangen voor het liturgisch jaar. De titels van de liederen zijn links naar artikelen over elk lied in deze Kerkliedwiki. De blauwe titels zijn al beschreven, de rode nog niet.

Intredezangen (1-57)

Barmhartige Heer, genadige God (1) O Heer, wees ons genadig (2) Heer, verhoor ons bidden en smeken (3) Heer, wees mij goedgunstig, genees mij (4) Ontvangt Gods genade niet tevergeefs (5) Zij zullen mijn volk, Ik zal hun God zijn (6) Heer, verhoor mij, Gij mild in ontferming (7) Laat, o Heer, mij uw goedheid ervaren (8) Heer, verhoor mij, Gij mild in ontferming (9) Gij kent de Heer als de toevlucht (10) Doe Gij opgaan over ons uw lichtend aanschijn (11) Uw aanschijn, Heer, wil ik zoeken (12) Hoe verblijd was ik toen zij mij zeiden (13) Ik zal u geven een nieuw hart (14) Heft, poorten, uw hoofden omhoog (15) Zie, God zelf is mijn helper (16) Wij roemen in 't kruis (17) Christus is verrezen (18) Halleluja. Zie, deze dag schept de Heer (19)

Steekt Gods loftrompet alom op aarde (20) Alle einden der aarde aanschouwen het heil (21) Mannen van Galilea, wat staart gij naar de hemel? (22) De aarde is vol van Gods Geest (23) De Geest van de Heer heeft bezit genomen (24) Geloofd zij God die eeuwig leeft (25) Nadert, buigen deemoedig wij neer (26) De Heer heeft zijn volk gevoed (27) U zal alles op aarde aanbidden (28) En zie, een groot teken verscheen aan de hemel (29) Wij gedenken uw goedheid, Heer (30) Hemelen, dauwt uit den hoge (31) Looft, knechten des Heren (34) Tot U, Heer, stijgt mijn verlangen (35) Juicht van vreugde, dochter van Sion (36) God, uw God, heeft u gezalfd (37) God heeft gesproken: Gij zijt mijn Zoon (38) Heden is ons een redder geboren (39)

Eer aan God in den hoge (40) Heden is u een Redder geboren (41) De tronk van Jesse heeft gebloeid (42) Komt heden, koningen, tot inzicht (43) Tot U sla mijn ogen ik op (44) Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte (45) Wie mag bestijgen de berg van de Heer (46) Verheugt u in de Heer te allen tijde (47) Gij die de Heer zoekt, verblijdt u van harte (48) Wees mij, Heer, tot een onneembare rots (49) Zelf kan ik slechts op uw genade vertrouwen (50) De Heer heeft zijn engel gezonden (51) Van God is de aarde en al wat zij draagt (52) Wie is de koning der ere? (53) Vervuld is mijn mond van uw lof (54) Dit is mijn gebod: dat gij elkaar liefhebt (55) Moge het koor van de engelen u opnemen (56) Heer, die de gestorvenen rust en verlichting schenkt (57)

Tussenzangen (251-345)

Uw woor is een lamp voor mijn voeten (251) De Heer is mijn licht en mijn heil (252) Barmhartige Heer, genadige God (253) Zalig wiens overtreding vergeven (254) Ervaart het, ziet: mild is de Heer (255) Gij kent de Heer als de toevlucht (256) Heden, als gij zijn stem hoort (257) God, herschep mijn hart (258) Uw genade, Heer, zij over ons (260) Bij de Heer is genade (261) God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? (262) Verhoor mij in uw grote ontferming (263) Het Brood dat wij breken (264) Ik geef u een nieuw gebod (265) Mijn getuigen zult gij zijn (266) Zingt voor de Heer, Hij is hoog verheven (267) Hoog eer ik U, Jahwe (268) Uw woorden, Heer, zijn geest en leven (269) Halleluja. Looft de Heer, goedertieren is Hij (270) Halleluja. Volkeren, looft de Heer (271) De stem van Jahwe is over de wateren (272) De steen die de bouwers verwierpen (273) Halleluja. Looft de Heer, goedertieren is Hij (274) U mijn lof waar de schare bijeen is (275) Uw vrienden, Heer, getuigen van uw macht (276) Juicht voor de Heer, aarde alom! (277) Laat nu de wereld van U spreken (278) God zij ons genadig, Hij zegene ons (279) De Heer grondde zijn troon in de hemel (280) God zij ons genadig, Hij zegene ons (281)

God voer omhoog bij gejuich als bazuinen (282) De Heer is koning, boven heel de aarde verrijzend (283) Geest des Heren, Adem, kom (284) Zendt Ge uw ademtocht uw werken ontstaan (285) Uw woorden, Heer, zijn geest en leven (286) Geprezen zijt Gij, Heer, de God van onze vaderen (287) Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam wijd en zijt (290) Gij die recht doet geeft mij nieuw leven (291) Bij God alleen verstilt mijn ziel (294) Dankbaarheid zij uw offer aan God, de Allerhoogste (295) Juicht voor de Heer, aarde alom! (296) Verhoor mij in uw grote ontferming (297) U gewijd zij stilte en lofzang (298) Het Woord is vlees geworden (299) Uw uitgestrekte hand, Heer, is mijn redding (300) Boven mensen uit draagt gij uw schoonheid (301) Wek uw kracht en kom ons bevrijden (302) Doe ons, Heer, uw genade aanschouwen (303) Doe ons, Heer, uw genade aanschouwen (304) De Heer is voor wie Hem aanroept nabij (305) Tot U, Heer, stijgt mijn verlangen (306) Bewaar mij bij U, Heer, in vrede (307) Breng Gij, o God, in het licht van uw aanschijn bevrijding (308) Hoezeer heb ik U lief, Heer, mijn sterkte! (309) Gelukkig alwie de Heer vreest (310) Wat de Heer genadig verleende (311) Alle einden der aarde aanschouwen het heil van Hem, onze God (312) Alle heersers brengen Hem hulde (313) Hier ben ik, God. Uw wil te doen is mijn vreugde (314) Immer blijken de paden des Heren genade en waarheid (315)

Aan de stromen van Babylon daar zaten wij neer (316) Thans wandel ik vrij voor Gods aanschijn (317) Loven mogen de Heer die Hem zoeken (318) Groot is Hij, onze Heer, oppermachtig (319) Heer, de toevlucht voor ons waart Gij (320) Heerlijk is het te loven de Heer (321) Looft de Heer, goedertieren is Hij (322) Een loflied voor de Heer, heel mijn leven (323) Zet een psalm in bij tamboerijnslag (324) Groot heeft de Heer gehandeld aan ons (325) Tot de Heer spreek ik: Gij zijt mijn Heer (327) O Heer, Gij mijn erve, mijn beker (328) De Heer is koning. Met majesteit is Hij bekleed (329) Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont (330) Uw gerechtigheid wil ik melden (331) Loven wil ik U met heel mijn hart (332) Gelukkig de man die voorgoed op de Heer zijn vertrouwen gegrond heeft (333) Die verdrukt zijt, ontwaart het met vreugde (334) Gij bereidde het land in uw goedheid, o God (335) Wees mij, God, in uw goedheid genadig (336) Laat mij, zo ik leef naar uw wil (337) De hulp komt mij van de Heer (338) Gij zult priester zijn, de eeuwen door (339) De Heer gaf mij antwoord; Hij heeft mij bevrijd van mijn angsten (340) Vergeet niet het handelen Gods (341) Gij zijt die mijn kern hebt gevormd (342) Gelukkig de man die de Heer vreest (343) Dit is de poort van de Heer (344) De oprechten daagt licht uit het duister (345)

Evangelie-acclamaties (501-544)

Halleluja. Geprezen zijt Gij (501) Halleluja. Uw woorden, Heer, zijn geest en leven (502) Halleluja. Niet alleen van brood alleen leeft de mens (503) Halleluja. Ik ben de Verrijzenis en het Leven (504) Halleluja. Ik ben het Licht der wereld (505) Halleluja. Heer Jezus, ontsluit voor ons de Schriften (506) Halleluja. Ik ben de weg, de waarheid en het leven (507) Halleluja. Uw woorden, Heer, zijn geest en leven (508) Halleluja. Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, gelooft ge (509) Halleluja. Christus, ons Paaslam, is geslacht (510) Halleluja. Brandde ons hart niet in ons (511) Halleluja. Heer Jezus, ontsluit voor ons de Schriften (512) Halleluja. Ik ben de goede Herder (513) Halleluja. Ik ben de weg, de waarheid en het leven (514) Halleluja. Als iemand mij liefheeft (515)

Halleluja. Ik zal u niet verweesd achterlaten (516) Halleluja. Gaat nu en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen (517) Halleluja. Eer zij de heerlijkheid Gods (518) Halleluja. Ik ben het levend Brood (519) Halleluja. Er klonk een stem uit de wolken die sprak (520) Met Christus is zij verheerlijkt in eeuwigheid (521) Halleluja. Bereidt de weg van de Heer (522) Halleluja. Bereidt de weg van de Heer (523) Halleluja. Ik verkondig u een tijding van vreugde (524) Halleluja. Ik verkondig u een tijding van vreugde (525) Halleluja. Verheft, vromen, met jubel de Heer (526) Halleluja. U, God, loven wij (527) Halleluja. Hoort mij dan (528) Halleluja. Waarlijk, waarlijk, Hij heeft onze kwalen gedragen (529) Halleluja. Een groot profeet is onder ons opgestaan (530)

Halleluja. Hij heeft Mij gezonden (531) Halleluja. Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft (532) Halleluja. Kunnen de vrienden van de bruidegom vasten (533) Halleluja. Kom, o Geest, vervul ons hart met licht (534) Halleluja. Zie het Lam Gods (535) Halleluja. Bekeert u, bekeert u (536) Halleluja. Zozeer heeft God de wereld liefgehad (537) Halleluja. Ik ben de wijnstok, gij de ranken (538) Halleluja. U komt de lof toe, U onze zang (539) Halleluja. Wij aanbidden en loven U (540) Halleluja. Gij zijt Petrus (541) Halleluja. En gij, kind, gij zult worden genoemd (542) Halleluja. Wie in de liefde woont (543) Halleluja. Komt, gezegenden van mijn Vader (544)

Communiezangen (601-650)

Ik wil Hem noemen bij zijn Naam (601) Verblijven mag ik in het huis van de Heer (602) De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken (603) God, mijn God, naar U blijf ik zoeken (604) Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten (605) Aller ogen wachten: op U die het voedsel geeft (606) Hij liet manna tot spijs op hen regenen (607) Dorstend leven heeft God gelaafd (608) Niet van brood alleen leeft de mens (609) Heer, wie mag toeven binnen uw tent (610) Gij bergt de bron des levens (611) Een nieuw gebod geef Ik u (612) Gelijk het hert dat reikt naar waar het water stroomt (613) Duisternis viel over het hele land (614) Christus, ons paaslam is geslacht (615) Christus uit de dood verrezen sterft niet meer (616) Meldt onder de volken zijn glorie (617)

Ik ben de goede herder (618) Ik ben de ware wijnstok (619) Als iemand Mij liefheeft (620) Zie, Ik ben met u alle dagen (621) Halleluja. Heil, eer en macht aan onze God (622) Plotseling kwam er uit de hemel een gedruis (623) Ik ben de verrijzenis en het leven (624) Heden is de belofte van de Heer vervuld (625) Vrede zij u, halleluja! Zoals de Vader Mij gezonden heeft (626) Vrede zij u, halleluja! Ik ben het, wil niet vrezen (627) Ik heb hun de heerlijkheid gegeven (628) Gelukkig het volk, Heer, dat jubelen mag (629) Mijn vreugde zing ik uit (630) Zalig de armen van geest (631) Zie naar het oosten (632) Gaat uit over de hele wereld (633) Houdt moed, hebt geen vrees (634)

Allen die in Christus zijt gedoopt (635) Allen die in Christus zijt gedoopt (636) Zie de maagd zal ontvangen (637) Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd (638) Velen die aan allerhande ziekten leden genas Hij (639) Komt, volgt Mij: Ik zal van u mensenvissers maken (640) Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen (641) Heer, ik wil U met heel mijn hart loven (642) De ijver voor uw huis zal mij verteren (643) Gaat uit over de hele wereld (644) Niet Gij hebt Mij uitgekozen (645) Wanneer ik van de aarde zal zijn omhoog geheven (646) Gij zijt Petrus (647) Gezegend de Heer, de God van Israel (648) Ieder die mij liefheeft is een kind van God (649) Ik ben de verrijzenis en het leven (650)