Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Mijn hart, o Hemelmajesteit
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Mijn hart, o Hemelmajesteit | ||
Psalm 108 | ||
Schrijver | David (volgens opschrift) | |
Latijnse titel | Paratum cor meum | |
Vulgaat | Psalm 107 | |
Berijming | Psalmberijming van 1773 | |
Tekst | ||
Dichter | Genootschap Laus Deo, Salus Populo | |
Metrisch | 8-8-8-8-8-8-9-9 | |
Muziek | ||
Componist | Maistre Pierre | |
Melodie | Psalm 60 | |
Solmisatie | 1-4-4-3-2-1-7-1 | |
Liedbundels | ||
Op Toonhoogte 2015 48 | ||
Zangbundel Joh. de Heer 366 | ||
Psalmberijming van 1773 108 | ||
Op Toonhoogte 28 |
Mijn hart, o Hemelmajesteit is de beginregel van Psalm 108 in de Psalmberijming van 1773. De Zangbundel Joh. de Heer heeft allen de eerste 2 strofen.
Inhoud
Opname beluisteren
Tekst
1 Mijn hart, o Hemelmajesteit!
Is tot uw’ dienst en lof bereid:
’k Zal zingen voor den Opperheer;
’k Zal psalmen zingen tot zijn eer.
Gij, zachte harp, gij, schelle luit,
Waakt op! dat niets uw klanken stuit’;
’k Zal in den dageraad ontwaaken,
En met gezang mijn’ God genaaken.
2 Ik zal, o Heer! uw wonderdaên,
Uw’ roem den volken doen verstaan:
Want uwe goedertierenheid
Is tot de heemlen uitgebreid;
Uw waarheid heeft noch paal noch perk,
Maar streeft tot aan het hoogste zwerk.
Verhef U boven ’s hemels kringen,
En leer al d’ aard uw grootheid zingen.
3 Zoo word’ uw dierbaar volk in ’t end
Bevrijd van rampspoed en ellend’.
O God! verlos ons door uw hand;
Verhoor ons, zend ons onderstand.
Gij hebt, tot onze vreugd, voorspeld,
En in uw heiligdom gemeld,
Dat Sichem mij zijn’ Vorst zou heeten,
En ik het dal van Sukkoth meeten.
Pauze
4 Gansch Gilead behoort aan mij;
’k Voer in Manasse heerschappij:
Ik zie hen knielen voor mijn kroon;
Daar ’t moedig Efraïm mijn’ troon
Door zijn geduchte magt versterkt;
En Judaas wijsheid medewerkt,
Om mijnen zetel vast te zetten,
Door welgeschikt’ en schrandre wetten.
5 Gansch Moab buigt zich dienstbaar neêr;
Erkent mij voor zijn’ Opperheer;
Daar ’t, van zijn’ hoogen troon gestort,
Verachtlijk mij ten waschpot wordt.
Ik werp mijn’ schoen op Edoms grond,
Op Edom, ’t welk mijn magt weêrstond.
’k Juich over u, o Palestijne!
Als ik in zegepraal verschijne.
6 Wie heeft mij zooveel heils bereid?
Wie is ’t, die mij in Edom leidt?
Wie voert mij in een vaste stad?
O God! die ons verstooten hadt;
Gij, die met onze legerschaar
Ten strijd’ niet uittoogt in ’t gevaar;
O God! wiens gramschap ons deed vreezen,
Wiens gunst ons troost; zult Gij ’t niet weezen?
7 O God! die ’s lands benaauwdheid ziet,
Red toch uw volk uit zijn verdriet:
Want ’s menschen heil is ijdelheid;
Maar als Gods almagt ons geleidt,
Dan doen w’ in Hem de kloekste daên,
Zoo dat wij duizenden verslaan:
Want allen, die ons wederstreeven,
Zal Hij vertreeden en doen sneeven.
Ontstaan
Inhoud
Muziek
Muziekuitgaven
Hymnologische informatie
De Zangbundel Joh. de Heer heeft vanaf de 28e uitgave (1991) de eerste twee strofen opgenomen.
Culturele informatie
Literatuur
Externe links
![]() |
Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren. |