Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Jan Jacob Lodewijk ten Kate
J.L.L. ten Kate door Dirk Jurriaan Sluyter, periode 1860-1870 | |
Geboren | Den Haag, 23 december 1819 |
---|---|
Overleden | Amsterdam, 24 december 1889 |
Rechten | Vervallen |
Dbnl-profiel – Wikipedia (nl) |
Jan Jacob Lodewijk ten Kate (1819-1889) was een Nederlands dichter en predikant.
Leven
Jan Jacob Lodewijk ten Kate wordt in 1819 in Den Haag geboren. Al vroeg blijkt zijn liefde voor taal en poëzie: hij laaft zich aan dichters als Da Costa en Bilderdijk. Eerst vervult hij een kantoorfunctie, maar algauw neemt ds. O. G. Heldring, die dan predikant is in het Gelderse Hemmen, hem onder zijn hoede. In de pastorie bereidt Ten Kate zich voor op de universitaire studie theologie.
Ten Kate weet zich zijn hele leven verplicht aan Heldring. Dat blijkt bijvoorbeeld in 1850. Heldring heeft in Zetten het asiel Steenbeek opgericht, bedoeld voor meisjes die uit de prostitutie zijn gestapt. Dagelijks worden er op Steenbeek huisgodsdiensten gehouden, waarvoor Heldring in 1850 een handboekje samenstelt: ”Het Huisaltaar”. Ten Kate levert voor deze bundel een zestal liederen „om op de Steenbeek te zingen, en overal waar men de liefde van Jezus kent.” Een van die gezangen is het nog altijd gezongen ”Wees gegroet, gij eersteling der dagen”.
Intussen heeft Ten Kate op het pad van de poëzie grote stappen gezet. Terwijl hij nog maar 14 is, wordt zijn eerste gedicht gepubliceerd: ”Roosjen. Eene Parabel”. Twee jaar later verschijnt er een verzameling van zijn tot dan toe geschreven gedichten. Vele bundels en andere uitgaven zullen volgen, waaronder vertalingen van het werk van dichters als Goethe, Shakespeare en Dante. Twaalf delen zijn na Ten Kates dood nodig om zijn verzamelde poëzie te herbergen. Het meest bekend werd het omvangrijke gedicht ”De schepping” uit 1866.
Ten Kate is jarenlang werkzaam als predikant. In 1845 begint hij op het eiland Marken. Daarna staat hij in Almkerk en Middelburg, om zich in 1860 in Amsterdam te vestigen. Daar zal hij tot zijn dood op tweede kerstdag 1889 blijven wonen.
Deze tekst is een fragment uit een artikel van Jaco van der Knijff. De volledige tekst is te lezen op de website van het Reformatorisch Dagblad.
Liederen
- 'k Heb den goeden strijd gestreden
- Als God al voor de zijnen kiest
- Als God, mijn God, maar voor mij is
- De Heer is mijn herder, 'k heb al wat mij lust
- De dorre vlakte der woestijnen
- Een vaste burg is onze God
- Eens was ik een vreemd'ling
- Geest des Heren, kom van boven
- Goedertieren is de Heer
- Hoe zal ik U ontvangen
- Kom, kinderen niet dralen
- Komt, laat ons samen nederknielen
- Komt, reiken wij elkander
- Laat me in U blijven, groeien, bloeien
- Lof zij de Heer, de almachtige koning der ere
- Mijn Herder is de Heer, dus zal mij niets ontbreken
- Onze God heeft voor de zijnen
- Straks groeten w' onze moederstranden
- U, Lam van God, wij loven U
- U, heilig Godslam, loven wij
- Uw liefdedienst, o God, is heerlijk
- Uw schapen kennen U o Herder, groot en goed
- Wat blijde hymne rijst uit 's hemels eng'lenrij
- Wees gegroet, gij eersteling der dagen
- Welk een liefde, vol van leven
- Wie zijt Gij, eeuwig onvolprezen
- Zalig zijn de geestlijk armen
- Zielen, die den hemel zoekt